Ver weg van Buenos Aires bevindt zich Difunta Correa, een van de grootste bedevaartsoorden van Argentinië. Rond Pasen trekken tienduizenden Argentijnen naar deze afgelegen plek in de warme en ruige Cuyo-regio. Of je nu in wonderen gelooft of niet, op alle dagen van het jaar is een bezoek aan dit unieke mirakel de lange reis zeker waard.
Met zo’n 1150 kilometer voor de boeg tuft de comfortabele bus met slaapstoelen (semi-cama) het dynamische Buenos Aires uit. Eindbestemming: provinciehoofdstad San Juan in het westen van Argentinië, langs de uitlopers van het Andesgebergte. Eenmaal op het platteland grazen paarden en koeien in de glooiende weilanden, cirkelen roofvogels boven de velden en verschijnen langs de weg blinkende graansilo’s, reclameborden voor vee-inseminatiecentra en ‘openluchtshowrooms’ met in rijen opgestelde ploeg-, zaai- en graafmachines.
Na zonsondergang kom ik in gesprek met journaliste Gabriela. Ze schrijft onder meer voor Clarín, Argentinië’s grootste krant, en woont met haar man en twee dochtertjes in Gran Buenos Aires. Ze vertelt dat haar familie en vrienden flink moesten slikken toen ze tijdens haar eerste zwangerschap besloot vanuit de hoofdstad te verhuizen naar José Mármol, een forenzendorpje op zo’n half uur reizen per trein. “Mijn man is daar opgegroeid en wist hoe mooi groen en rustig de omgeving is, maar mijn moeder stond doodsangsten uit. Hoe moest het nou met haar dochter en toekomstige kleinkind in het onveilige Wilde Westen? Voor veel hoofdstedelingen houdt de wereld immers op buiten Buenos Aires. Ze zijn echt een beetje bang om het ‘onbeschaafde platteland’ te bezoeken”, lacht Gabriela.
Kampvuur en geiten
In de nachtelijke uren rijden we haast ongemerkt steeds dieper het achterland in. ’s Ochtends vroeg verrijst de zon boven een dor, kaal landschap. In de verte doemen de contouren van de Andes op; langs de stoffige weg zit een groepje werklui rond een kampvuur en scharrelen magere geiten. Bij aankomst in San Juan spoedt Gabriela zich naar de plaatselijke universiteit om een lezing te geven over nieuwe media. Ik heb een ander reisdoel: Difunta Correa, een van de grootste bedevaartsoorden in Argentinië, vlakbij het dorpje Vallecito.
Op het busstation hangt een verzengende hitte – de Cuyo-regio is een van de warmste en droogste plekken van het land – en wacht een enkeling geduldig op het openbaar vervoer naar Vallecito. Even later zit ik in de rammelende en snikhete streekbus. Naast Nena, een sympathieke vrouw die zich eerst stilletjes verschuilt achter een donkere zonnebril maar al snel honderduit begint te praten. Over haar man en volwassen kinderen, over de heerlijke wijnen uit de omgeving van San Juan, en natuurlijk over de plek die ze iedere zaterdag bezoekt: een grot waar in 1840 de jonge vrouw Deolinda Correa en haar man van honger en dorst stierven, nadat zij waren gevlucht voor de burgeroorlog. Herders die hen in de grot vonden, troffen echter Deolinda’s baby nog levend aan, dankzij de moedermelk die uit haar borsten was blijven stromen.
Miraculeuze eigenschappen
“Kijk, daar begint de processie naar Difunta Correa.” Nena wijst op een berg autowrakken in de linkerberm. Difunta (wijlen) Correa is in de loop der jaren uitgegroeid tot patroonheilige van de vrachtwagenchauffeurs en arbeiders. Iedere zaterdag voor Pasen rijden truckers in convooi van San Juan naar het bedevaartsoord om samen te bidden en feest te vieren. En tienduizenden gelovigen leggen deze route vanaf de stapel autowrakken lopend af. Zo ook Nena. Ze gelooft heilig in de miraculeuze eigenschappen die Difunta Correa worden toegedicht. Ondanks haar grote populariteit houdt de katholieke kerk stug vast aan een scheiding tussen volksgeloof en staatsreligie: Deolinda Correa is officieel niet erkend als heilige.
Eindelijk komt het wonder in zicht: de heuvel waar Difunta Correa ruim anderhalve eeuw geleden stierf. Bij de ingang van het terrein vechten tientallen souvenirstalletjes en grillrestaurants om aandacht, en op de heuvel zelf staan zeventien kapelletjes. Uit het hele land komen mensen voorwerpen brengen die symbool staan voor wat zij koesteren; wie iets geeft, krijgt er Difunta Correa’s bescherming voor terug. Zo liggen over het terrein honderden miniatuurhuizen verspreid – sommige compleet met nagebouwde badkamertjes – , is er een kapel vol bruidskleding en hangen duizenden nummerborden in de wind te wapperen bij de ‘autokapel’. Werkelijk elk stukje muur is bedekt met handgeschreven dankbetuigingen, tegelgravures en foto’s van beminde partners en familieleden. Temidden van deze levendige collage hangen opvallend veel rijbewijzen, stickers en visitekaartjes van automonteurs, bus-, taxi- en vrachtwagenchauffeurs.
Bontversierde kapel
Met Nena beklim ik de honderd meter lange, ruwstenen trap naar de hoofdkapel. Achter ons strompelt een man op handen en knieën naar boven, met zijn zoontje op z’n rug en een van pijn vertrokken gezicht. Als hij de laatste treden bereikt, gutst het zweet van zijn voorhoofd en kreunt hij zacht. Even later betreedt de man met zijn vrouw en zoontje de bontversierde kapel. Ook wij schuifelen in een rij langs een levensgrote replica van Deolinda met haar baby aan de borst. Ontelbare persoonlijke boodschappen, pasfoto’s, bidprentjes, kettingen, heiligenbeeldjes, kunststof bloemen en echte ruikers, kruizen en brandende kaarsjes omringen dit miraculeuze tafereeltje. Eenmaal weer buiten steekt het gezinnetje devoot enkele witte kaarsen aan bij het rotsblok tegenover de hoofdkapel. Nena plaatst een halfgevulde fles met drinkwater tussen tientallen andere plastic flessen. Opdat geen reiziger meer zal omkomen van de dorst.
De souvenirstalletjes vormen een attractie op zich. Naast gebruikelijke koopwaar, zoals Difunta Correa-sleutelhangers, -kalenders, -beeldjes en -ansichtkaarten, zijn er Difunta Correa-kaarsen (lila voor financieel geluk, rood voor de liefde, groen voor de gezondheid) en rode linten met teksten als: “Bescherm alsjeblieft mijn Honda, Mercedes Benz, Scania, Volvo.” Of: “Bescherm alsjeblieft mijn familie, gezondheid, werk, studie.” Dan draait de Vallecito-streekbus het parkeerterrein op en is het over met de pret.
Als we ’s avonds terugkeren in San Juan overhandigt Nena me op het busstation een houten beker met Difunta Correa-inscriptie. “Als herinnering aan onze ontmoeting. Mijn familie zal nooit geloven dat ik met iemand uit het verre Europa heb gesproken”, zegt ze blij. Ontroerd neem ik Nena’s geschenk mee naar mijn hotelkamer en ontvouw ik glimlachend mijn eigen aankoop: een glanzend rood lint met in gouden letters “Bescherm alsjeblieft mijn fiets.” Nederland lijkt even heel dichtbij.
Dit artikel verscheen in de door mij samengestelde landenuitgave TE GAST IN Argentinië en Chili (1e druk, maart 2012). Vijf gastauteurs en ik gidsen de lezer in 14 persoonlijke verhalen door deze twee magnifieke landen op onze aardbol.
© Selma Kers/Uitgeverij Informatie Verre Reizen