I’m running for president. Hillary Clinton kijkt me verbroederend, optimistisch, daadkrachtig én lachend aan (wat een bravoure, na E-mailgate), op de voorpagina van El País. Het is maandag 13 april. Met een verse ochtendkrant en koffie in de trein van Córdoba naar Madrid.
Spanje’s grootste dagblad El País werd in mei 1976 opgericht, bijna zes maanden na de dood van dictator Francisco Franco. Al snel gold deze centrum-linkse krant als bastion van de prille Spaanse democratie. ‘Dit imago wordt nog versterkt tijdens de mislukte staatsgreep op 23 februari 1981’, meldt Wikipedia. ‘Terwijl in het parlement de parlementsleden en de regering gegijzeld worden door een aantal militairen […] komt El País, nog voor de televisietoespraak van de koning, die aan de staatsgreep een einde zou maken, met een extra editie waarin het Spaanse volk opgeroepen wordt de straat op te gaan ter verdediging van de democratie.’ Ik herinner me de journaalbeelden van die couppoging. Een idiote meneer met levensechte plaksnor, zwaaiend en even later schietend met een pistool (luitenant-kolonel Antonio Tejero).
Vanaf treinstation Atocha in Madrid loop ik langs het Retiro-park (eerst een paleistuin, sinds 1869 openbaar groen) naar de wijk Barrio de las Letras. De straten hebben dichters- en schrijversnamen. Op Calle de Cervantes 34 ontvangt Javier me in Hostal Gonzalo (‘Kamers met bad en tv. Verwarming en lift.’). Vlakbij drie internationaal beroemde kunsttempels: Museo Thyssen-Bornemisza, Museo del Prado, en het Centro de Arte Reina Sofía. Maar… first things first. Na een korte wandeling eet ik bij La Verónica een warme lunch. Bereid met verse ingrediënten van de Antón Martín-markt, in de aangrenzende wijk Lavapiés.
De omgeving voelt vertrouwd. Op een warme mei-avond in 2013 verorberde ik met een vriendin heerlijke tapas in Lavapiés, na een bezoek aan de particuliere kunstcollectie van baron Heinrich Thyssen-Bornemisza, het pittoreske Barrio de las Letras, en het uitgestrekte Retiro-park. Op het plein voor het drukbezochte Reina Sofía stroomde het aangrenzende conservatorium leeg met feestelijk geklede leerlingen en trotse familieleden die net een diploma-uitreiking achter de rug hadden. Couleur locale op en top.
Guernica
Nu sta ik hier opnieuw. Het is rustig bij de museumingang. In een opwelling besluit ik dat de Guernica toch echt aanschouwd moet worden. Dit meesterwerk van Pablo Ruiz Picasso uit 1937 verbeeldt de verschrikkingen van de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) tussen nationalisten en republikeinen. Inspiratiebron vormde het wrede bombardement van de Baskische stad Guernica door de Duitse Luftwaffe, die de nationalistische troepen van generaal Franco steunde. Picasso woonde en werkte destijds in Parijs. Daar was de Guernica te zien op de Wereldexpo van 1937. Hierna ging het kunstwerk op rondreis. Voorlopig eindstation: het MoMA te New York.
Het grote doek van 349,3 x 776,6 cm (!) mocht van Picasso pas in Spaans bezit komen, als de dictatuur in zijn geboorteland ten einde zou zijn. Zo geschiedde. Picasso maakte het niet meer mee. Hij stierf in 1973. Vlak voor zijn honderdste geboortedag, 25 oktober 1981, werd de Guernica voor het eerst in Madrid tentoongesteld. Achter beveiligingsglas. En sinds 1992 hangt het Meesterwerk in het Reina Sofía. Op de tweede verdieping van het vroegere hospitaal en klooster. In zaal 206. Tussen het surrealisme van Salvador Dalí en het constructivisme van Joaquín Torres García. Een suppoost spreekt bestraffende woorden als ik in alle onschuld een foto maak van dit historisch beladen werk.