Er zijn van die kennisgebieden waar je van huis uit veel of juist nauwelijks mee in aanraking komt. In mijn geval scoorden natuur en kunst himmelhoch. Alles wat riekte naar godsdienst kwam er bekaaid vanaf. Religie, een terra incognita. Met verwarring alom.
Als mijn oma voor de maaltijd ging bidden, kregen mijn broer en ik steevast de slappe lach. Toen sommige klasgenootjes op de lagere school hun eerste communie deden, betrad ik voor het eerst een kerk, zonder iets van het ritueel te begrijpen. In de brugklas van mijn katholieke middelbare school was daar dan eindelijk ‘godsdienstles’. Zenuwen toen de leraar mij vroeg uit vier afbeeldingen de juiste Jezus (of was het God?) te kiezen. De man met de baard. Aha. Nog eens jaren later kreeg ik een hostie op de tong gelegd, bij de uitvaartdienst van een leraar Nederlands. Wat nu? Opeten of niet?
Inmiddels heb ik talloze godshuizen bezocht, van kerkgebouwen, kathedralen, kloosters en missieposten tot synagoges, tempels en moskeeën. Representanten van zeer uiteenlopende religies in verre uithoeken van de wereld gadegeslagen. Boeken, colleges en tv-programma’s geconsumeerd die meer licht wierpen op godsdienstige aangelegenheden. En toch. Wezenlijk begrip voor religie blijkt lastig. Daarvoor ontbreekt een vruchtbare voedingsbodem. Geef mij maar de ‘objectieve’ moderne wetenschap en Darwin’s evolutieleer. Daar geloof ik in. Halsstarrig?
‘Een religieus mens is iemand die op zijn best een charmant maar naïef wereldbeeld koestert en op zijn slechtst een sadistische zelfmoord-terrorist is. De atheïst daarentegen is een kind van de Verlichting dat zich laat leiden door rede en wetenschap.’ Zo beschrijft Harmen Groothuis, student religiewetenschappen en filosofie te Groningen, dit weekend in de Volkskrant een stereotiepe kijk waaraan ik mijzelf ook schuldig maak. Hij reageert hiermee op de opiniestukken van Boris van der Ham, voorzitter van het Humanistisch Verbond, en Reinout Wibier, hoogleraar privaatrecht aan de Universiteit van Tilburg, die op 26 juli onder meer schreef: […] ‘Wie religie categorisch afwijst als achterhaald of slecht is net zo oppervlakkig, beperkt en misschien zelfs wel onverdraagzaam als diegenen die de wetenschap afdoen als de bron van alle kwaad.’
Om de atheïstische en humanistische geest te verruimen (en vooral niet te gelijken op Richard Dawkins, fanatiek verdediger van de evolutietheorie en – volgens critici – extremistisch en dogmatisch verwerper van godsdienst) las ik onlangs Het oerboek van de mens, de evolutie en de Bijbel. ‘Geen boek ter wereld heeft meer mensen bewogen dan de Bijbel. Maar de Bijbel is altijd vereerd – of verguisd – als het woord van God. Bijna niemand leest het boek voor wat het werkelijk is: het dagboek van de stoutmoedige pogingen van de mensheid om te gaan met de beproevingen van het leven. De Bijbelverhalen geven een diep inzicht in het wezen van Homo sapiens.’ Zo luidt het begin van de achterflaptekst.
Nieuwsgierig? Op 20 maart jl. was auteur Carel van Schaik te gast bij VPRO Boeken met wijlen Wim Brands als onovertroffen presentator. De biologisch antropoloog vertelde hier over zijn ontdekkingstocht (met historicus Kai Michel) door het boek der boeken, ‘gewapend met de laatste inzichten uit de cognitiewetenschappen, de ontwikkelingsbiologie, de archeologie en de godsdienstgeschiedenis’. Mede dankzij Het oerboek van de mens begrijp ik iets meer over het ontstaan van het joden- en christendom. En dat het onderscheid tussen religie en wetenschap minder zwart-wit is dan ik lang dacht. Een volgende uitdaging: met open blik kijken en luisteren naar activist en publicist Dyab Abou Jahjah in VPRO Zomergasten, vanavond om 20.15 uur op NPO2.
Beeld: © UITGEVERIJ BALANS (omslagontwerp Nico Richter)