De stad uit en de natuur in: op vierdaagse excursie naar de uitlopers van de Andes, langs koffie-, thee- en fruitplantages met als afsluiting een bezoek aan de heilige Incastad Machu Picchu. Een originele combinatie die ik graag uitprobeer.
Vertrekpunt van mijn excursie is Cuzco, ooit het centrum van het machtige Incarijk(Tahuantinsuyo). Dit strekte zich aan het begin van de 16de eeuw uit van Zuid-Colombia tot het midden van Chili en besloeg maar liefst 1,7 miljoen km2. Vanuit de vruchtbare vallei van Cuzco onderwierpen de Inca’s in amper honderd jaar tijd alle buurvolken. Tijdens mijn busrit door deze vallei passeren we diverse ruïnes uit dit verre verleden. Zoals in Ollantaytambo, waar ook de trein naar Machu Picchu voorbijkomt. Maar ik reis verder, naar de oostelijke flanken van de Andes (sierra) waarop koffie, cacao en coca worden verbouwd.
Na Ollantaytambo houdt het asfalt op. De weg stijgt via ontelbare haarspeldbochten naar de Malaga-pas op 4300 meter hoogte. Hier rijden we tussen de wolken, een spectaculair gezicht. Dan volgt de afdaling en worden de bergen en diepe ravijnen steeds groener. Zwaluwen en vlinders dansen langs de weg, er groeien bromelia’s in de bomen, gehuchtjes met theeplantages flitsen voorbij. De oude dame naast mij trekt haar wollen bovenkleding uit zodra Quillabamba nadert. Deze stad ligt op zo’n duizend meter hoogte aan de Urubamba-rivier. Aan het subtropische klimaat, ideaal voor de productie van koffie en thee, heeft ze haar bijnaam ‘Stad van de Eeuwige Zomer’ te danken. Nog verder naar het oosten ligt het vochtige Amazonewoud (selva).
Boerenfamilies
In het warme Quillabamba ontmoet ik David Mora. Hij heeft mijn excursie georganiseerd en werkt bij COCLAtours. Dit is een reisbureau zonder winstoogmerk dat met agrotoerisme een bijdrage wil leveren aan het welzijn van de lokale bewoners; in het bijzonder gaat het om 8500 families uit de regio die samen de Peruaanse boerencoöperatie COCLA vormen. Zij produceren biologische koffie, cacao, thee en honing met een fair trade-keurmerk. Het hoofdkwartier van COCLA staat in Quillabamba. “Op een andere plek dan ons kantoor, want wij willen als touroperator wel onafhankelijk zijn”, zegt David. Hij houdt een gemotoriseerde driewielertaxi (‘geïmporteerd uit India’) aan, en hierin crossen we naar het COCLA-terrein.
Tijdens de rondleiding bij COCLA krijg ik visioenen van Willy Wonka’s beroemde chocoladefabriek. In de hal waar cacaobonen tot chocoladeblokken worden verwerkt, sleutelen monteurs aan felgekleurde machines met vreemde vormen. In de centrale hal worden koffiebonen gesorteerd, geschud, gebrand en verpakt. Grote stofdeeltjes dwarrelen door de hete lucht, en de machines produceren veel lawaai. Aan één zijde liggen allerlei koffiemelanges metershoog opgestapeld. Het natuurlijke verpakkingsmateriaal – jute – is afkomstig uit Pakistan. Mannen met oordopjes in sjouwen de zakken van zo’n 75 kilo per stuk naar gereedstaande open trucks. Hierin wordt de koffie vervoerd naar Callao, de haven van Lima.
Grote neus
“We exporteren onze koffie onder meer naar Japan, Groot-Brittannië en Nederland, maar verkopen ook in eigen land”, vertelt laboratoriummedewerker Martín. Hij beoordeelt de kwaliteit en smaak van verschillende koffiebonen. “Mijn grote neus komt me natuurlijk erg goed van pas”, lacht hij. “Eerst test ik de geurintensiteit, kleur, vorm en vochtigheid van koffiebonen. Dan maal ik per soort een kleine hoeveelheid fijn, en schenk ik er kokend water op”, demonstreert Martín. Net als bij wijnproeven slurpt hij een beetje koffie op, dat hij kort in zijn keel laat rollen en meteen weer uitspuugt. Op een evaluatieformulier krijgt elk bodempje koffie een cijfer voor aroma, zuurgraad, body en nasmaak. Dan mixen Martín en zijn laboratoriumcollega German de diverse koffiebonen tot de gewenste smaak van de afnemer. “Voor onze Britse klant maken we bijvoorbeeld koffie met een chocoladesmaak, en naar Japan gaat juist hele sterke koffie.”
“Ja”, haakt David enthousiast in, “over de hele wereld drinken mensen koffie maar ze weten niet hoe het wordt gemaakt. Ook zijn er vaak twijfels over de echtheid van een fairtrade-keurmerk. Bij onze uitstapjes kunnen mensen zelf zien hoe biologische koffie wordt geproduceerd, die goed is voor mens en milieu.” De volgende dag – ik heb overnacht bij COCLA-employé Yima en haar man Marco, die een eigen radiostation aan huis heeft – gaan we nog dichter naar de koffiebron. Vanuit Quillabamba volgt een taxirit over een stoffige, onverharde weg. Na een uur markeert een pijlvormig bord in de berm het beginpunt van onze wandeling. Een oud Incapad slingert omhoog de bergen in.
Vier windstreken
“In hun immense rijk creëerden de Inca’s een uitgebreid wegennet met chasquis, estafettelopers. Vanuit Cusco liepen hoofdroutes naar de vier windstreken. De oostelijke route van Antisuyo was de weg naar de jungle, met als beroemdste stuk de Incatrail naar Machu Picchu. Maar er zijn zoveel meer mooie wandelpaden. Zoals hier”, legt David uit. Dan begint het stijgen. Oef, pittig. Om ons heen groeit coca op landbouwterrassen, onder ons zien we de Urubamba-rivier stromen. “In deze vochtige omgeving groeit coca goed, en vruchten en knollen als papaya, yam en yucca (maniok). Iets hoger worden er aardappelen, bonen, gerst, tarwe, maïs en groenten verbouwd. En koffie en cacao”, vertelt David.
Rond het middaguur komen we aan bij het huis van Alejandro, zijn vrouw Elvira, hun tienjarige dochtertje Kamilla en oma Eva. Bij dit gezin – een van de 8500 families die koffiebonen leveren aan COCLA – zullen we de rest van de dag en nacht doorbrengen. Rondom het huis scharrelen kippen en ganzen onder fruitbomen. Vier honden liggen in de zon te suffen, een groep cuys (cavia’s) zit in een groot hok, insecten en kolibri’s vliegen vrij rond. “Kijk, hier staat nog één koffieplant met rode besjes, de rest is al geplukt”, wijst Alejandro in zijn tuin aan. Ondertussen bereiden Elvira en haar oude moeder op open vuur een voedzame lunch. “Pasta, melk, ei, tomaat en peterselie”, verklapt Elvira het recept van haar lekkere huissoep. Het hoofdgerecht ollucito con charqui bestaat uit een lokale knolsoort, gedroogd vlees, rijst, aardappels en avocado.
Verstoppertje
Met volle buik lopen we naar Alejandro’s hoger gelegen plantage. “Hier staan ongeveer 6500 koffiebomen die vanaf het derde jaar na aanplant bessen produceren. Mijn persoonlijke systeem is dat ik elk jaar één op de drie boomrijen helemaal kortwiek. Jullie mogen ook een paar stammetjes snoeien”, lacht Alejandro bij het overhandigen van een enorme snoeischaar. Kamilla speelt verstoppertje onder een blauw zeil en vindt ons bezoek reuzeleuk. Alfra, haar broertje van veertien, gaat doordeweeks naar de middelbare school in Quillabamba en komt alleen nog in de weekenden thuis. “Als ik elf jaar word, ga ik ook naar Quillabamba. Daar huren papa en mama een kamer voor ons.” Weer terug bij het woonerf klimt Kamilla in een boom en plukt een paar sappige mandarijnen die zoet smaken. Dan haalt Elvira behendig met een lange stok twee rijpe papaya’s naar beneden, die we binnenshuis oppeuzelen.
Ik trek me even terug in mijn slaapkamer. Alejandro en David genieten van een voetbalwedstrijd op televisie, terwijl Elvira en Eva weer druk aan het kokkerellen zijn. “Sinds 2000 beschikken we over elektriciteit”, vertelt Elvira tijdens het avondeten. “Daarvoor hadden we lampen met kerosine, en konden we niet naar de radio luisteren, laat staan tv-kijken.” Ondanks het moderne comfort van elektriciteit sterft het gehuchtje langzaam uit. “Met ons wonen hier nog maar vijf families. Jongeren willen een andere manier van leven”, begrijpt Alejandro. We sluiten de avond af met een mok pure koffie, die met warm water is aangelengd. Vroeg opstaan, hard werken en vroeg naar bed, is het dagelijkse ritme.
Mentale opkikkers
Terwijl oma Eva de kippen voert en Kamilla aan haar wandeling van anderhalf uur naar school begint, dank ik Alejandro en Evita voor hun gastvrije ontvangst. David loopt voorop bij onze afdaling richting het plaatsje Santa Teresa. In de vallei ruikt het sterk naar vochtig bladafval. We steken een paar keer de Urubamba-rivier over, en nemen vanaf de thermale baden van Cocalmayo een taxi naar ons einddoel in Santa Teresa: Huadquiña. Dit is een van de 23 koffiecoöperaties die met elkaar COCLA vormen. Er zijn vierhonderd kleine koffieproducenten bij aangesloten, waaronder Omar. In het coöperatiekantoor toont hij een verzameling trofeeën die hij en zijn collega’s regelmatig winnen met hun uitmuntende kwaliteit koffiebonen. “Ja, deze prijzen zijn echt mentale opkikkers voor ons.”
Dan tonen Omar en technisch ingenieur Oscar een intrigerend bouwwerk op het terrein van de coöperatie: de oud-hacienda Huadquiña. Ooit eigendom van rijke grootgrondbezitters, nu in verval geraakt en in afwachting van een doorstart als toeristentrekker. De koffieboeren zoeken naar financiële middelen om het gebouw tot stijlvolle herberg om te toveren. “Kijk, dit rechtergedeelte fungeerde tot voor kort nog als kapel voor alle coöperatieleden en hun families. Ik ben er als kind gedoopt”, zegt Omar. Zijn vader en opa zaten ook al in de koffieproductie. Na afloop begeleidt David me naar een klein treinstation vlakbij Santa Teresa. Hij zwaait ter afscheid als ik een bomvolle toeristenwagon instap. De positieve spanning hangt in de lucht, over een uurtje komen we aan in Aguas Calientes, toegangspoort tot het wereldberoemde Machu Picchu.
Dit artikel verscheen in de door mij samengestelde landenuitgave TE GAST IN Peru & Bolivia (1e druk, januari 2010). Acht gastauteurs en ik belichten in 12 persoonlijke verhalen onze reiservaring in deze Zuid-Amerikaanse landen, waarbij de levenswijze en omgangsvormen van de lokale bevolking de rode draad vormen.
© Selma Kers/Uitgeverij Informatie Verre Reizen