Goa heeft een imago van wilde feesten, zon, zee en strand. Het voormalige hippieparadijs aan de Arabische Zee blijkt verrassend veelzijdig. Van bonte toeristenmarkten, een groen binnenland en overblijfselen uit een roemrucht verleden, tot een keuken om je vingers bij af te likken.
05:10 uur. Traag rijdt de Jan Shatabdi trein miljoenenstad Mumbai uit. Mijn eindbestemming is India’s kleinste deelstaat Goa, gelegen aan de westkust. Daar, in het kustplaatsje Anjuna, zal ik vrienden treffen die er vier maanden overwinteren in een huurhuis. Goa, dat is toch vooral een plek van wilde feesten, zon, zee en strand? En Anjuna, daar zitten toch oude hippies de hele dag te blowen en te mediteren? Niet echt my cup of tea. Maar ik heb vertrouwen in de keuze van mijn vrienden. Daarbij schijnt de Goaanse keuken fantastisch te zijn. Ook prikkelt Goa’s rijke en roerige verleden als voormalige Portugese kolonie mijn nieuwsgierigheid. Voorwaarts met die trein!
Uren later – precies na 700 kilometer – stap ik uit bij het stationnetje van Thivim. Een wachtende man groet vriendelijk. “Hallo, ik ben Dev, je chauffeur.” Op het zwarte dashboard in zijn minibus zit een knaloranje plastic olifantje met een dikke buik: Ganesh, de populaire hindoeïstische halfgod van kennis en wijsheid. Hij heeft hier in Goa nóg een pittige taak, als beschermheilige van reizigers. Het verkeer is één grote chaos, merk ik al snel. Maar Dev stuurt en schakelt soepel. Ondertussen wijst hij op een stralendwitte kerk die we voorbijzoeven. “Ooit was Goa in handen van moslimheersers, maar toen de Portugezen dit gebied veroverden, hebben ze bijna alle moslimarchitectuur vernietigd en nu staat Goa vol katholieke kerkjes en kapelletjes. Je zult ook nog veel hindoetempels zien, want twee op de drie inwoners zijn hindoes, net als ik.”
Jungleconcert
De huurwoning van mijn vrienden Sandra en Kurt blijkt een paradijsje. Het woonerf grenst aan een onverhard pad, vlakbij de lokale kerk en supermarkt. Vanaf de veranda zien we heilige koeien en stieren langskuieren. In de omringende tuinen en bovenop oranje daken scharrelen kippen, hanen en eekhoorns, en rond zonsop- en ondergang geven zangvogels, cidaden, aapjes en blaffende honden één groot jungleconcert. Zo aangenaam had ik mij Anjuna, the place to be in de hippietijd en in de jaren negentig vanwege massale houseparty’s, niet durven voorstellen.
Het toerisme concentreert zich rond de marktkraampjes en restaurantjes aan zee. Echt druk is het alleen op woensdag. Dan trekt de beroemde wekelijkse rommelmarkt van Anjuna een bonte stoet verkopers uit heel India, buurland Nepal, en ook van buiten Azië. Een even bonte schare bezoekers, jong en oud, van slonzig tot ultrahip gekleed, vergaapt zich aan de gevarieerde koopwaar: beeldjes, sieraden, dekens met spiegeltjes, houtsnijwerk, hangmatten, fluorescerende partykleding, zelfgemaakte schoenen, Bollywood-filmposters, wierook, trancemuziek, schilderijen, kruiden, en nog veel meer. De verkooptechnieken zijn behoorlijk opdringerig; het is eind maart en het droge hoogseizoen nadert zijn einde. Grofweg van juni tot oktober barst de jaarlijkse moesson los. Dan ligt het toerisme in Goa plat.
Moesson
Ongeveer een kwart van de Goaanse bevolking is direct of indirect afhankelijk van het toerisme. “Ik heb volgende week nog een paar taxiritten van en naar het vliegveld, maar daarna is er bijna geen werk meer. Met mijn gezin moet ik heel zuinig leven om in de moesson te kunnen rondkomen. Ik weet dat veel mensen uit verveling gaan drinken. Dat is niet goed”, vertelde Dev tijdens onze eerste rit. Goedkope alcohol is in Goa ruim voorhanden. Uit het sap (toddi) van kokosnootpalmen wordt feni gedistilleerd, een sterke lokale likeur. Daarvoor klimmen dagelijks zes- tot achtduizend toddi tappers in duizelingwekkend hoge palmbomen, lees ik in mijn reisgids. Ook dat veel van hen alcoholproblemen hebben; een val uit een kokosnootpalmboom is een van de meest voorkomende onnatuurlijke doodsoorzaken in Goa. Dev beaamt dit.
Een paar dagen later rijdt Dev ons naar een van de specerijenplantages in het groene binnenland. Op een rustig landweggetje trapt hij plots op de rem. Hij wijst naar een glanzend vogeltje op een elektriciteitsdraad. “Kijk, da’s een ijsvogel, onze nationale mascotte.” Overal in Goa zie je ‘m inderdaad opduiken; bij de vele rijstvelden en rivieren waar hij smult van kikkers en visjes, maar ook op grote reclameborden, drankflesjes en vliegtuigen. Want zowel het meest verkochte Indiase biermerk als de luchtvaartmaatschappij van de rijke Indiase zakenman Vijay Mallya ontlenen hun naam aan de kleurrijke Kingfisher.
Zoetgeurende jasmijn
Iets voorbij Ponda, het hindoehart van Goa, vinden we na enig zoeken de Pascoal Spice Farm. Bij deze organische specerijenplantage van vijf hectare volgt als welkom een traditionele regen van goudsbloemblaadjes (marigold petels), een bloemenketting met zoetgeurende jasmijn, zang, dans, en een kopje limoengrasthee. Dan leidt gids Ramesh ons rond langs de geurende velden. Bij iedere tropische plant of boom vertelt hij interessante feitjes. “Wisten jullie dat Goa de grootste cashewnotenproducent ter wereld is? De boom werd al in de zestiende eeuw door Portugese zeevaarders naar India gebracht. Rauwe cashewvruchten zijn giftig, maar als je de kern van het zaad frituurt of roostert, hou je heerlijke cashewnoten over.”
Iets verderop plukt Ramesh een harde betelnoot (areca) van een palm. “Als je hierop kauwt, wordt je speeksel vuurrood. De noot heeft een opwekkende werking, en is heel populair. Sommige mensen kauwen zoveel dat hun tanden voor altijd rood kleuren.” Na een heerlijke spicy lunch – mét Kingfisherbiertje – buigen we ons over de vele kruiden en specerijen die te koop zijn. Gember, koriander, komijn, kardemom, kruidnagel, kaneel, nootmuskaat. Het was de lucratieve specerijenhandel die Goa eeuwenlang tot een strijdtoneel van verschillende volkeren maakte.
Arabische paarden
Al lang voor de Portugezen in 1510 Goa veroverden, had de oorspronkelijke hindoebevolking contact met handelaren uit Zuidoost-Azië, Oost-Afrika en Arabië. Karavanen met specerijen, zijde, edelstenen en Arabische paarden brachten lokale welvaart. Goa groeide uit tot een belangrijk punt op overzeese handelsroutes. In de elfde eeuw vestigden Arabische handelaren zich er permanent. Na een periode van religieuze tolerantie volgde in de middeleeuwen een machtsstrijd tussen diverse hindoe- en moslimheersers. Hieraan maakten de Portugezen een einde toen zij de (destijds Moorse) haven van Goa innamen en de specerijenhandel onder controle kregen. Van 1510 tot 1961 was Goa een kolonie van Portugal. Sinds 1962 is Goa een deelstaat van de Republiek India, die in 1947 onafhankelijk werd van de Britse Kroon.
Een levendig bewijs van Goa’s woelige historie zijn de vele talen die worden gesproken: Konkani (de officiële taal van Goa), Marathi, Hindi, Engels, en in de oude woonwijken Fontainhas en São Tomé van de hoofdstad Panjim klinkt soms nog Portugees. Kerken, tempels, prachtige oude koloniale landhuizen, en nieuwbouw staan er kriskras door elkaar. De Goaanse keuken is ook een verrukkelijke melting pot van invloeden uit allerlei windstreken. Met mijn vrienden geniet ik volop van culinair Goa. Op dagelijkse versmarkten zien we bergen groente, fruit, en specerijen verleidelijk uitgestald. Dat alles moet natuurlijk geproefd worden. Wat een feest. En nog betaalbaar ook.
“Je hebt mijn mobiele nummer toch? Bel maar zodra je weer aankomt in Goa”, zegt Dev als we bij Dabolim Airport zijn gearriveerd. Voor hem lijkt het volkomen logisch dat ik hier snel terugkom. Wie weet. Goa’s sosegado, relaxte levensstijl, en eigenzinnige cultuurmix zijn wel erg verslavend.
Dit artikel verscheen als ‘Relaxen in voormalig hippieparadijs’ in de 12e herziene druk van de landenuitgave TE GAST IN India.
© Selma Kers/Uitgeverij Informatie Verre Reizen