PERU – Op het heilige Titicacameer wonen afstammelingen van een oude etnische groep: de Uros. Zij leven op drijvende rieteilanden en ontvangen toeristen. Maar hoelang nog?
De busrit van Cuzco naar het Titicacameer voert langs een rijk cultureel verleden: koloniale barokke kerken, Incaruïnes en resten van nog oudere beschavingen. Na de hoge bergpas La Raya op 4313 meter begint de Altiplano. Deze hoogvlakte loopt vanuit Peru tot ver in Bolivia door. En dan, als het stadje Puno nadert, is eindelijk het heilige Titicacameer te zien. Volgens een legende zijn de mythische voorouders van het Incarijk hieruit opgerezen: Manco Capac en Mama Ocllo, kinderen van de zonnegod Inti.
Het centrum van Puno is rustig en overzichtelijk. De in 1668 gestichte departementshoofdstad ligt aan een natuurlijke baai en kreeg twee eeuwen later een haven. Speciaal om de in Engeland gefabriceerde stoomschepen Yaravi en Yapura te laten aanmeren. Deze ijzeren kolossen (bouwjaar: 1862) werden in 2766 (!) losse onderdelen aangevoerd over zee, per trein, en ten slotte met muilezels over de Andes. Na hun assemblage in Puno vervoerden de stoomschepen vrachtgoederen en passagiers tussen Peru en Bolivia, over het grensoverschrijdende Titicacameer.
Een ander wonderlijk aspect van Puno en omgeving zijn de Uros-rieteilanden. Deze drijven op zo’n vijf kilometer van Puno’s haven in het Titicacameer. Ja, drijven. In gezelschap van enkele Argentijnse schonen, een groenogige Braziliaan, een komische Bask en nog wat Europeanen laat ik mij met een excursieboot vervoeren naar deze bijzondere eilandenarchipel op 3810 meter hoogte. Vooraf was ik een beetje sceptisch over dit uitstapje. Alleen touroperators zouden aan het toerisme verdienen en de eilandbewoners met lege handen achterlaten, waarschuwt mijn reisgids. De mensen zouden allang in Puno wonen en overdag voor de bezoekers een show opvoeren, vermoedt een van mijn excursiegenoten. Alle reden om zelf poolshoogte te nemen.
Extreem klimaat
Eenmaal op het diepblauwe water varen we al snel de haven van Puno uit. De boot glijdt langs kleine rietpollen. “Het Titicacameer wordt gevoed door 25 rivieren, heeft een oppervlakte van 8.372 km2 en is maximaal 283 meter diep. Er is één rivier, de Desaguadero, die water afvoert tot ver in Bolivia. Maar het is vooral door verdamping, de droge wind en sterke zonneschijn dat het waterpeil jaarlijks zes meter varieert”, vertelt onze gids Miguel in de kajuit. “Allang vóór de Quechua-sprekende Inca’s leefden hier volken rondom het water. Zoals de Tiwanakuanen, en later de Aymara’s. De mensen die wij gaan bezoeken stammen af van de Uros, een oude etnische groep die al eeuwenlang óp het Titicacameer leeft. Hun genenmateriaal heeft zich aangepast aan het extreme klimaat en zuurstofgebrek op deze hoogte; de Uros hebben een donkere, zonbestendige huid en buitengewoon veel rode bloedlichaampjes.”
Een paar honderd Urosfamilies wonen nog in de baai van Puno, verspreid over zo’n vijftig rieteilanden. Nieuw volk kan zich er alleen vestigen door te trouwen met een oorspronkelijke bewoner. Wij meren aan bij het eiland Manco Capac. De eilanders staan gretig te zwaaien en hebben hun souvenirs (artesanía) al uitgestald. Het is even wennen om op het riet (totora) rond te lopen, de bodem veert mee. Terwijl bewoner Carmelo een miniatuurrieteiland bouwt, geeft Miguel tekst en uitleg: “In maart en april is het waterpeil van het Titicacameer het hoogst, en drijven blokken totora los rond. Deze worden door de Urosmannen met stokken en touw aan elkaar vastgemaakt, waarna de snelgroeiende rietwortels onderling verstrengeld raken en één stevig groot oppervlak vormen. Hierop worden in horizontale laagjes rietstengels gelegd, en dan is de bodem geschikt voor huizenbouw. Om te voorkomen dat een eiland wegdrijft, zijn aan de bodem touwen met zware stenen bevestigd, als een soort anker. Nog langer geleden woonden de Uros niet op drijvende eilanden, maar op bootjes, één per familie.”
Brandgevaar
Carmelo toont zijn rieten eenkamerhuis. Met zijn vrouw, zoontje en drie dochters slaapt hij hier. Koken gebeurt buiten. Jaren geleden verloor het gezin alle schaarse bezittingen door een brand. “Vuur is het grootste gevaar voor de Uros”, zegt Miguel. “Daarom introduceerde oud-president Fujimori zonne-energie op de rieteilanden, maar voor veel families is een zonnepaneel van vijfhonderd dollar onbetaalbaar.” Carmelo gebruikt batterijen om zes uur per dag te kunnen beschikken over radio en licht. Na het onvermijdelijke verkoopmoment, waarbij elke toerist plots als grote vriend(in) wordt aangesproken (‘Amiga Selma, kom in mijn huis kijken, amiga Selma, kijk eens wat een mooie doeken’), zingen de vrouwen van het eiland enkele afscheidsliedjes. In het Quechua, in het Aymara, in het Spaans, in het Engels.
Hier op het eiland Manco Capac wordt zeker een toeristenshow opgevoerd, maar dat de Uros er niet echt wonen, lijkt me onzin. Dit beaamt gids Miguel desgevraagd: “Vergeet ook niet dat het toeristenseizoen slechts van juni tot oktober loopt. Daarbuiten leven de mensen voornamelijk van visvangst en de jacht op vogels, maar ook van hun weefproducten en rieten artesanía. Deze ruilen ze op het vaste land voor verse groenten, fruit, rijst, enzovoorts.”
Drijvende Rechter
Van uitbuiting door touroperators is volgens Miguel geen sprake. Er waren wel conflicten over een oneerlijke verdeling van de toerisme-inkomsten. Zo betaalden sommige eilandbewoners een extraatje aan gidsen om bezoekers vooral op hún drijvende rietplateau aan wal te laten. De buureilanden hadden het nakijken. Dit was in strijd met de onderlinge afspraak dat de hele gemeenschap evenredig zou profiteren van het toerisme. Om de vrede te bewaren heeft de eilandenarchipel nu zowaar een ‘Drijvende Rechter’. Vanaf het rieten Isla de la Justicia – zonder ordners, telefoon of archief – spreekt hij zich uit over geld- en territoriumzaken. Van oudsher hanteren de Uros het gesproken woord als wet. Bij hoge uitzondering is de nieuwe rechter gevraagd schriftelijke afspraken op te stellen over de verdeling van toerisme-inkomsten. Touroperators en eilandbewoners houden zich nu netjes aan een roulatiesysteem, aldus Miguel.
Wie de rieteilanden wil bezoeken, kan zich beter haasten. Miguel: “Waarschijnlijk bestaat Uros over dertig jaar niet meer. De oude generatie heeft een zwaar leven en wil een betere toekomst voor haar kinderen; bijna alle toerisme-inkomsten worden geïnvesteerd in goed onderwijs. Nu al verlaten vier op de vijf Urosjongeren hun geboorteplek. Na de middelbare school, die alleen in Puno voorhanden is, kiezen ze definitief voor vaste grond onder hun voeten.”
Dit artikel verscheen in de door mij samengestelde landenuitgave TE GAST IN Peru & Bolivia (1e druk, januari 2010). Acht gastauteurs en ik belichten in 12 persoonlijke verhalen onze reiservaring in deze Zuid-Amerikaanse landen, waarbij de levenswijze en omgangsvormen van de lokale bewoners de rode draad vormen.
© Selma Kers/Uitgeverij Informatie Verre Reizen